Schriftelijke vragen "Volstrekt onrealistische soortenlijstjes natuurbeleid" (6-6-2023)

Toelichting

In een recent artikel op stichtingagrifacts.nl (*) blijkt dat natuurdoelanalyses werken met volstrekt onrealistische soortenlijstjes.

Waar er al een door het ministerie van LNV voorgeschreven werkwijze lag in 2008 en de laatste versie van de ‘Leeswijzer Natura 2000 profielen’ in 2014 uitkwam, hanteren de provincies vandaag de dag een nieuwe systematiek om natuurkwaliteit in ‘natuurgebieden’ te bepalen, waarbij de aanwezigheid van gewenste soorten zwaar weegt. Deze nieuwe systematiek is in 2019 opgesteld door BIJ12, ambtenaren van provincies en natuurorganisaties.

Stichting Agrifacts (STAF) heeft onderzocht hoe deze methode uitpakt in Noord-Brabant en de conclusies in het artikel liegen er niet om:

“1. Hoe meer soorten van de gebieds-soortenlijst worden aangetroffen, hoe beter de natuurkwaliteit. Zo’n 80 procent van de soorten die niet werden aangetroffen in het gebied, waren er een halve eeuw geleden ook niet. (begin van de inventarisaties)

2. Natuurdoelanalyses zijn niet eenduidig over de plek waar de soort moet worden aangetroffen: in het hele N2000-gebied (met omgeving), in het juiste habitattype, in subgebiedjes binnen het habitattype.

3. Provincies kwamen met een nieuwe systematiek voor het beoordelen van de natuurkwaliteit op basis van typische soorten. Terwijl hiervoor al in 2008 een werkwijze is vastgesteld. Nieuwe en oude werkwijze zijn strijdig met elkaar.”

De nieuwe beoordelingsmethode van de provincies maakt volgens STAF geen onderscheid naar oppervlakte. Voor bv. een heidesnipper van 10 bij 10 meter zou dezelfde lijst met 26 soorten van kracht zijn, als bij een heideveld van 100 hectare. Volstrekt onrealistisch dus.

Uit de check van STAF blijkt dat in de natuurdoelrapportages een natuurgebied vaak wordt opgedeeld in stukken, waarbij elk stuk apart wordt beoordeeld op aanwezige soorten. Een gebied met een bepaald habitattype kan in zijn geheel voldoen aan de lijst met relevante soorten, maar door opknippen in vele subgebiedjes kan de score toch negatief uitpakken, omdat subgebiedjes nu individueel beoordeeld worden. (als voorbeeld wordt de Biesbosch besproken in het artikel)

Voor het stempel “goede natuurkwaliteit” zijn soms tientallen soorten vereist op minuscule stukjes grond, wat fysiek onmogelijk is.

Hoewel de PVV altijd al zeer kritisch is geweest t.o.v. natuurbeleid, maakt onze fractie zich grote zorgen over de in potentie nog grotere sociaal-economische gevolgen van de gehanteerde onrealistische systematiek door de provincies. Simpel gezegd: het natuurbeleid was al samenleving ontwrichtend, maar het dreigt door de huidige systematiek zelfs nog ontwrichtender te werken.

Ondergetekende wil dan ook graag onderstaande vragen aan het College stellen.

Vragen

1) Deelt u de bij “Toelichting” en in het artikel genoemde conclusies van STAF, alsmede de zorgen voor de in potentie nog grotere maatschappelijke ontwrichting door de huidige systematiek? Graag een zo uitgebreid mogelijke reactie, waarbij vanzelfsprekend de Zuid-Hollandse situatie gedetailleerd wordt besproken.

Indien dit niet mogelijk is (wat dan door u uitgebreid wordt toegelicht), bent u dan bereid om STAF of eventueel een andere organisatie de opdracht te geven de Zuid-Hollandse situatie gedetailleerd in kaart te brengen? Gaarne een gemotiveerd antwoord.

2) Hoe heeft het kunnen gebeuren, in het verlengde van vraag 1, dat de provincies (waaronder de betrokken provinciale ambtenaren) bij de ontwikkeling en het gebruik van de nieuwe systematiek, ogenschijnlijk onvoldoende oog hebben voor de verstrekkende gevolgen van deze systematiek? Graag een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

3) Deelt u de mening, in het verlengde van voorgaande vragen, dat de huidige systematiek zo snel mogelijk van tafel moet? Zo nee, waarom niet? Graag een gemotiveerd antwoord.

 

J.H. de Vree (PVV Zuid-Holland)

 

BRON

(*) https://stichtingagrifacts.nl/wp-content/uploads/2023/06/Natuur-slecht-omdat-veel-wenssoorten-er-niet-zijn.pdf